Interview met maker Cecilia Moisio
Waarom wilde je een voorstelling maken over deze thematiek?
Ik wilde een voorstelling maken over ons consumptiegedrag. Inspiratie daarvoor was o.a. een documentaire genaamd The Century of the Self, over de geboorte van PR en marketing: hoe kom je achter de verlangens van mensen om producten te kunnen verkopen? Door wat ze kopen kunnen mensen ook hun identiteit kopen, of soms alleen een gevoel of stemming. Daar is consumentisme op gebaseerd. Omdat ik veel met psychologie bezig ben, interesseert me dat erg; hoe grote massa’s worden gemanipuleerd of overgehaald om dingen te kopen.
Ik ben vervolgens veel naar trash art gaan kijken, verschillende soorten kunstenaars die daarmee bezig waren. Uiteindelijk is dat het toneelbeeld geworden, maar de voorstelling gaat eigenlijk ook over de psychologie erachter; hoe we waarde toekennen, en hoe we er vervolgens mee omgaan. Hoe de mensheid is gewend geraakt aan de wegwerpcultuur, en hoe dat onze relaties beïnvloedt. Mensen zijn een soort objecten van waarde geworden door dating apps, de eeuwige zoektocht naar nieuwe vrienden. Het er-zijn-altijd-meer-vissen-in-de-zee-principe. Je kan het zelfs nog breder trekken naar moderne slavernij of spermadonatie, maar de kern is hoe de waarde van mensen lijkt gedaald. We zijn door dat snelle consumeren ook sneller geneigd om mensen te verwerpen. Omdat we vandaag de dag gewend zijn dat dingen makkelijk moeten gaan. Terwijl relaties tijd en moeite nodig hebben. Ook daar zit een pleidooi van deze voorstelling.
Hoe was het om op deze locatie te werken?
Superspannend en overweldigend. Zo’n enorme hoeveelheid afval brengt veel uitdagingen met zich mee, maar de locatie gaf uiteindelijk ook veel inspiratie voor hoe je alles ensceneert of dramaturgisch neerzet. Afstanden, licht, wind, de natuur eromheen, alles speelt opeens een rol.
Hoe heb je je voorbereid op het maken van de voorstelling?
De meeste voorbereiding zat in het nadenken over de thematiek. Veel alleen maar ook samen met de andere creatieven die meewerkten aan de voorstelling. Kostuums, decor en muziek waren daardoor voor het grootste gedeelte al voor het repetitieproces bedacht. Zelf had ik ook al besloten dat de voorstelling zich zou afspelen in een soort dystopisch landschap. Niet in het hier en nu, maar misschien wel de toekomst. Sowieso een wat surrealistische plek, waar geen taal is. Ik wilde dit keer in plaats van echt tekst, meer met zang en woorden een eigen taal creëren voor de “bewoners” van deze dystopische wereld. Ze hebben echt een eigen manier van communiceren ontwikkeld.
Hoe ga je deze voorstelling straks bewerken tot een theaterversie?
De theaterversie zal begin 2025 worden gespeeld in de middenzalen van theaters, dus een stuk kleiner dan de ruimte die we op Oerol hebben. Het afval blijft de kern van het beeld, of dat nou een berg is of een vloer bezaaid met afval. Een uitdaging op Oerol is dat we zonder theaterlicht werken, want het speelt overdag buiten. Normaal maak ik dramaturgisch veel gebruik van licht in mijn voorstelling, vaak op een bijna filmische manier. Dat kunnen we wel gaan toepassen op de theaterversie. Ook zullen we het thema verder uitpluizen met jongeren, omdat de voorstelling in het theater wordt gemaakt voor mensen vanaf 12 jaar oud. We gaan trash art met ze maken, we zullen interviews met ze houden, allemaal om hun kijk op deze thema’s mee te nemen. Dat biedt weer inspiratie voor nieuwe teksten, nieuwe scene’s, en nieuwe dramaturgisch lijnen. Er komt in de theaterversie ook een videolaag. Ik denk nu aan televisieschermen die uit de berg steken waar beelden van commercials of consumentisme op te zien zijn.
Karaktervraag: welk stuk afval vind je bij jouw thuis altijd in de afvalbak?
Bij ons in huis is vooral bio-afval, omdat ik graag kook, mijn man graag kookt. Dus ik zou zeggen: etensresten!